Home |  | Audio |  | Index |  | Verses

Psalms Psalmen

Chapter: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150

1 Een lied, een psalm, voor den opperzangmeester. Juicht Gode, gij ganse aarde!
2 Psalmzingt de eer Zijns Naams; geeft eer Zijn lof.
3 Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen.
4 De ganse aarde aanbidde U, en psalmzinge U; zij psalmzinge Uw Naam. Sela.
5 Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen.
6 Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.
7 Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.
8 Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems.
9 Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.
10 Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
11 Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
13 Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,
14 Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.
15 Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.
16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
17 Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.
18 Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben.
19 Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.
20 Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewend, noch Zijn goedertierenheid van mij.

Top |  | Next Chapter  |  | Index |  | Home
Full online version here [with search engine, multilingual display and audio Bible]